De verdwenen kloosters bij Tzummarum

Binnenkort hoopt de stichting Oudtzummarum e.o. 2 informatie panelen te plaatsen op de plek waar in de middeleeuwen de beide kloosters hebben gestaan. Het Nonnenklooster Bethanië oostelijk van de Bethaniëleane en Klooster Lidlum aan de Mûntsewei te Kleasterlidlum.  Bij veel toeristen en ook bewoners is de juiste plek en informatie dan ook vrij onbekend vandaar deze panelen.

Het Nonnenklooster Bethanië te Tzummarum.

In de Middeleeuwen zijn er niet minder dan drie kloosters met de naam Bethanië geweest. Van dit klooster weten we precies waar het gestaan heeft, namelijk in de buurt van Brunia State. Er is daar in 1987 een proefonderzoek op het voormalig kloosterterrein Bethanië ingesteld met goede resultaten. Het Friesch Museum en de archeoloog drs.E.Kramer hebben toestemming gegeven tot publicatie. Nu iets over de geschiedenis van het klooster. In de nabijheid van het klooster te Lidlum had de familie Roordama een stins. Omstreeks 1450 was Johannes Roorda eigenaar van deze stins. Hij beroofde het klooster, door een verwisseling van contracten bij het ondertekenen, van veel goederen en liet zijn broer Ruurd tot abt van Lidlum benoemen.

Ruurd heeft echter nooit de wijding tot abt ontvangen. Ruurd stierf in 1471 een plotselinge dood in Leeuwarden. Johannes haalde nog meer boevenstreken uit, maar kreeg uiteindelijk berouw van zijn daden. Hij overleed in 1473, nadat hij bij testament had bepaald dat een van zijn boerderijen, Tjessinga-goed in de omgeving van Tzummarum, bestemd moest worden voor een vrouwenklooster. Het machtige Roordageslacht bezat veel onroerend goed, zoals Brunia-State, Camstra-State en het Orxma complex te Minnertsga.

Bij akte van 24 oct. 1474 werd de testementaire beschikking van Johannes Roorda uitgevoerd. Het Tsjessingagoed werd overgedragen aan de regularissen van de orde van St.Augustinus tot stichting van een zusterconvent.
Het werd later een begijnenklooster, dat andere leefregels had dan de nonnenkloosters. De zusters kregen in en bij Tzummarum de beschikking over 100 pondemaat land en ook nog iets bij Sexbierum. Verder hadden ze volgens het register van aanbreng van 1511 en 1514 ook nog de opbrengsten van land onder Dongjum, Boer, Midlum, Kubaard en Lutkewierum.

Ze verdienden vooral de kost met weven. Het klooster heeft ongeveer 100 jaar bestaan, van 1474-1572, maar stond in de schaduw van dat te Lidlum, waarover we veel meer weten. Bethanië werd zowel door een Mater als Pater bestuurd. De zusters hebben blijkbaar geen rijk bestaan gehad en blijkens een sententie van het hof van Friesland van 5 april 1526 probeerden ze daarom de betaling van accijnzen te ontgaan. Ze trachten 19 ellen Engels en Duits laken en 19 ellen grof laken in te voeren door ze in tonnen te verstoppen.

De accijnsmeester van Harlingen ontdekte dit echter en het hof confisqueerde de lakenstoffen en de zusters werden veroordeeld tot het betalen van een boete. In 1572 werd Bethanë inderdaad een huis van ellende. Het werd door de watergeuzen overvallen en in brand gestoken. De zusters moesten uitwijken naar het Heilige-Geest-Klooster te Bolsward.
In 1581 werden de goederen van dit klooster en van Bethanië in beslag genomen. De overgebleven zusters kregen een pensioen tot hun overlijden. Als ze de R.K. kerk verlieten om met een protestant te trouwen kwam het pensioen te vervallen. Zo ging er weer een klooster verloren, maar kort na 1580 zijn alle 31 mannen en 31 nonnenkloosters, die Friesland bezat verdwenen.

Klooster-lidlum.

Vanaf 1254 stond hier het Premonstratenzer klooster Vallis Mariae of Mariadal. Het was in 1182 vanuit Mariengaarde gesticht als kanunnikenklooster, en lag aanvankelijk wat dichter bij de Waddenzee aan de kapellewei, maar het opdringen van de zee maakte verplaatsing dieper het land in noodzakelijk. Naar een van de beide oprichters werd het ook wel Lidlum genoemd. Later brachten zij het onder de Premonstratenzer orde. Wegens overstromingsgevaar werd het klooster in 1232 meer landinwaarts verplaatst, en in 1254 onder Sibo Deimta, de vijfde abt van het klooster, nogmaals. In de 13e eeuw werd het klooster intensief betrokken bij het onderhouden van de zeedijken van de Middelzee, en kwam bijna geheel Boksum aan het klooster.

In het klooster, dat door wallen was omgeven, woonden toen zo’n 600 mensen. Vanuit het klooster werden de parochies van Lutkewierum, Oosterzee, Berlikum, Sexbierum, Spannum, Winsum, Tzummarum, Menaldum, Bozum, Welsrijp, Herbaijum, Huins, Baard, Oosterlittens, Britswerd en Hoorn (Terschelling) bediend. Als Premonstratenzer klooster koos het de kant van de Vetkopers en streed het onder andere tegen Roorda’s van Tzummarum, met de Sjaardema’s van Franeker en zelfs met de schiere monniken van het klooster Bloemkamp.

In 1572 plunderden de geuzen het klooster en de Spanjaarden gebruikten het als Kazerne. Van de laatsten hebben we een betrouwbare schets van het uiterlijk van het klooster in die dagen. In 1580 werd Mariadal volkomen verwoest.

Dieptepunt in de geschiedenis van het klooster was de moord op Abt Eelco van Liauckema op de Uithof in Boksum op 22 maart 1332. Eelco protesteerde tegen het zuipen en vlees eten in de heilige vastentijd door de broeders. De mannen konden deze ‘bekrompen’ kritiek niet verdragen en sloegen hun geestelijke vader met een knuppel dood. Geen varkenshaasjes maar witte rozen kwamen uit de mouwen van zijn pij tevoorschijn.
Eelco werd in het lekengedeelte van de kerk begraven en als martelaar vereerd. Als zalige Eelco van Liauckema komt hij nog steeds voor in de heiligenkalender van de Orde van Premonstreit.

 

Voor meer foto’s en geschiedenis zie http://www.oudtzummarum.nl

 

Abt Eelco van Liauckema klooster lidlum De Bagijntjes nonnenklooster bethanie klooster bethanië Klooster Lidlum

 

 

 

 

error: Bericht Beveiligd!